De Spaanse Burgeroorlog (1936-39)
Je bent bezoeker
© Cor Faber en Ellen Bijma Laatste onderhoud website maart2024
In de loop van de tijd heb ik de nodige dingen verzameld. Daaronder vallen munten, modellen van oorlogstuig en zo nog andere dingen. Hieronder een overzicht daarvan.
Verzameling
Vanaf augustus 1936, kort na het uitbreken van de opstand, werd het transport van Moorse soldaten van Marokko naar het vasteland van Spanje werd eerst gedaan met schepen. Dat bleek echter te gevaarlijk: je kon tenslotte met een goedgericht schot in één keer een paar duizend van die soldaten naar de bodem sturen. En dus werd Hitler gevraagd om vliegtuigen te sturen. Dat werden de Junker 52 vliegtuigen. In totaal zijn er zo’n 80.000 van die soldaten naar Spanje gebracht om mee te vechten aan de kant van Franco.
Onderdeel van het Duitse Condor Legioen, waren deze Messerschmitt BF190E. Ze waren voorzien van nationalistische herkenningstekens op de vleugels en de staart. Op deze manier kon Duitsland ontkennen er iets mee te maken te hebben. Vanwege het non- interventiepact was het niet toegestaan om hulp te sturen naar Spanje in welke vorm dan ook. De aanwezigheid van Duitsland in Spanje werd simpelweg genegeerd. Men wilde dat land niet voor het hoofd stoten en zo een conflict uitlokken.
Een Russische Polikarpov SPB, bijgenaamd “Katiushka”. Net als de Duitse vliegtuigen voorzien waren van nationalistische herkenningtekens, droegen deze vliegtuigen herkenningstekens van de Spaanse republiek. Dit vanwege dezelfde redenen als Duitsland: de betrokkenheid mocht niet ontdekt worden. Onnodig natuurlijk, net als de Duitse betrokkenheid was het een publiek geheim. Van 1936 tot 1937 leverde Rusland zo’n 70 van deze bommenwerpers.
In 1917 kwamen de eerste tanks van de band gerold. Er werden ongeveer 4.500 geproduceerd en veel landen kochten ze. Korte tijd deden ze dienst tijdens de Eerste Wereldoorlog. Het stond model voor de latere moderne tanks: de chauffeur voorin en op een geschutskoepel boven op. Veel meer dan een twee-persoonsharnas met rupsbanden was het niet. Mijn grootvader smokkelde er 32 van van Polen naar de noordkust van Spanje (zie Reis naar de Spaanse Burgeroorlog ). Nederland schafte er destijds een aan voor testdoeleinden. In het oorlogsmuseum in Overloon is nog een exemplaar aanwezig.
In 2016 was ik in Spanje in Tolosa, 60 kilometer ten zuiden van San Sebastian / Donostia. In dat stadje heeft mijn grootvader in 1937 een maand in de gevangenis gezeten onder erbarmelijke omstandigheden. In 2005 werd het gebouw verbouwd tot internationaal poppenmuseum. De directrice Idoja drukte toen een spijker van een van de cellen achterover als aandenken. Die mocht ik even vasthouden en toen zei ze dat ik hem mee mocht nemen. Voor ieder ander misschien gewoon een roestig stukje metaal, voor mij een ding met een historische en persoonlijke waarde. In het gemeentearchief zag ik de bouwplannen voor de gevangenis. Die waren van 1851- deze spijker dus ook minimaal.
In 1937, tijdens de Spaanse Burgeroorlog, probeerde Baskenland onafhankelijk te worden. Een belangrijke stap daarin was het hebben van eigen geld. Hier zie je de 1 en 2 peseta munten. Op deze munten verscheen de Baskische naam van de regio: Euskadi. Er werden ook bankbiljetten uitgegeven, maar het ging de regering te ver om daar ook die Baskische naam op te zetten. De munten werdeb geslagen in België.
Een 25 centimos munt uitgegeven door Franco al tijdens de Spaanse Burgeroorlog. Alhoewel op de munt het jaartal 1937 staat, is de munt pas het jaar daarop daarwerkelijk uitgegeven. Het symbool op de munt lijkt dat van de fascistische partij de Falange te zijn. Zij hebben het echter gekopieerd van het wapen van koning Ferdinand van Aragon, eind 15e eeuw.
Op 24 juli 1938 werd begonnen met de Slag bij de Ebro. De nationlisten waren er in geslaagd om door te breken naar de Middelandse Zee en zo het gebied van de republikeinen in tweeën te delen. De bedoeling was om dit terug te draaien. Het mislukte falikant. Franco liet o.a. de sluizen van de Ebro in de buurt van de Pyreneeën openzetten waardoor alle tijdelijke bruggen van de republikeinen werden weggeslagen en opmars bijna onmogelijk werd. Op 26 november was het duidelijk dat het mislukt was en het was uiteindelijk de nekslag voor de republiek: 4 maanden later capituleerde de republiek.